De gekken van Lauw


Hoe komen we aan de bijnaam " De gekken van Lauw "?
Dat is een heel lang verhaal,  allemaal zo'n 600 jaar geleden begonnen.
Waarschijnlijk rond 1405.  In Lauw was er toen enkel een kapelaan die afhing van de Kapittelkerk van Rutten waar zes Kanunniken de scepter zwaaiden.

Onze brave kapelaan had echter niet alle volmachten en mocht dus niet alle sacramenten toedienen.  Enkele sacramenten en, naar wij vermoeden, de daarmee gepaard gaande vergoedingen, bleven voorbehouden aan de pastoor van Rutten.  Dit was zeker het geval voor het Heilig Oliesel en het Huwelijk.

Sterven zonder dat het H.Oliesel werd toegediend was heel ernstig  en de pastoor van Rutten kon toen ook niet altijd zo vlug ter plaatse zijn.  De winters waren toen echte winters.
Daarom besloten die van Lauw aan de Prins-bisschop te vragen om een volwaardige priester naar Lauw te sturen, eentje die al de H.Sacramenten mocht toedienen.
De Prins-bisschop liet daarop weten dat hij de zaak ter plaatse kwam onderzoeken.  De daarop volgende vrijdag was zijn aankomst al gepland.
Hier in Lauw werd onmiddellijk een volksvergadering belegd; men had nog vier dagen en tegen dan moest alles in orde zijn voor de hoge gast.

De belangrijkste punten op de agenda waren: waar gaat de Prins-- 
Bisschop overnachten? En wat geven we die edele man te eten?
Het eerste was snel opgelost: de burgemeester had een groot stenen huis, gelegen aan de Jeker tussen de twee bruggen.
Het tweede punt lag even moeilijker: op vrijdag moet men vis eten!
Dus werd de schoenmaker, hengelaar bij uitstek,  de opdracht gegeven om vis te vangen in de Jeker.

Deze ging dadelijk aan de slag, en ja hoor, na een uurtje had hij al een grote snoek gevangen.
Dit was vis onze Prins - Bisschop  waardig.  Er was enkel een probleem: snoek is een roofvis, en een roofvis kan men niet zomaar vier dagen in leven houden! Goede raad was duur.  Uiteindelijk, na lang overleg, werd een voorstel aangenomen om de Jeker tussen de twee bruggen af te sluiten en  de vis daarin te laten rondzwemmen. Dan had men maar een klein stukje af te vissen!
Heel snugger van onze voorouders!

En om te weten waar de snoek was, bedachten ze noch iets vooruitstrevender: men ging  hem nog een bel aanbinden om sneller beet te hebben.

Nu gebeurt echter het niet bedenkbare: in plaats van op vrijdag komt de Prins - Bisschop op woensdag aan!  Hij was vertokken vanuit zijn paleis in Hoei en wilde in eerste instantie tot in Luik reizen waar had hij ook een paleis had.
Onderweg beslist hij echter om de reis in een ruk te maken, en zo komt hij hier 's avonds laat aan. In die tijd was reizen nog geen plezierige gebeurtenis, over die slechte wegen, in een koets zonder vering enz…

De arme man is dan ook doodmoe als hij bij de burgemeester uitstapt en te kennen geeft dat hij dadelijk wil gaan slapen.
Zijn bed staat klaar en onze Prins-Bisschop legt zich uitgeput te rusten.

Maar het is een hele zwoele zomeravond  en de kikkers op de oevers van de Jeker kwaken er op los.

De Prins - Bisschop kan de slaap niet vatten. De burgemeester, een echte Lauwenaar, gaat dat even vlug oplossen: hij verzamelt al de mannen van Lauw met hun geweer en geeft hen de opdracht  "als er een kikker kwaakt, schiet hem dood ".
De ganse nacht is het van, kwaak, pang! Kwaak, pang! Kwaak, pang!
De Prins - Bisschop doet die nacht dan ook geen oog dicht. De volgende dag gaat hij moe naar Rutten om de zaak te onderzoeken, en op donderdag laat keert hij terug naar Lauw.  Daar gaat men nu de vis uit de Jeker halen voor het diner van de gast. Men wacht tot onze goede man is gaan slapen en dan wordt weer iedereen verzameld voor de grote visvangst.
Er wordt afgesproken: als we de bel horen zullen we hem dood schieten.
Tijdens het wachten wordt er tussen de twee bruggen heen en weer geschreeuwd : "Ziet djei de veis ?  Nein, hai eis ter nie.  Ziet djei hum ?"  Zo gaat dat een tijdje door.

Dan klinkt plots het afgesproken tingelingeling, daar is hij!  Daar is hij!  Iedereen grijpt zijn geweer en men schiet een salvo kogels richting belgeluid.

Onmiddellijk daarna hoort men in de nacht iemand die  nonde nonde … en nog krachtigere vloektermen uitschreeuwt.  Het was de molenaar die naar huis kwam, met kar en paard. Het geluid van de bellen kwam van zijn paard.  Men had  het paard van de molenaar doodgeschoten!

De Prins - Bisschop, die al voor de tweede nacht niet kan slapen, laat zijn koets onmiddellijk weer inspannen en gaat slapen in Rutten.
Daar vertelt hij zijn wedervaren aan de pastoor.  Ook dat zou niet zo erg  geweest zijn als die hetgeen in Lauw gebeurde de volgende zondag niet vanaf de preekstoel in de hoogmis verteld had!  Sinds die zotte kuren met de Prins - Bisschop, de kikkers en de snoek hebben we de naam "de gekken van Lauw" gekregen.  En we hebben ook geen prinsen of bisschoppen meer  op bezoek gehad.

En de betrekkingen tussen Lauw en Rutten?   Water en vuur om het zacht uit te drukken.  Sindsdien.